Begin
pagina
Curriculum
vitae
Contact
Interviews
en teksten
Bronnen
Email
Tekst
|
TROOSTPARADE
-interview met Caren van Herwaarden door Esther Polak-2001
Toen
ik nog abstract schilderde keek ik naar een schilderij en dacht:
dat gele vierkantje kan wel iets donkerder. Of die streep iets
breder. Het doorslaggevende argument is dan dat het schilderij
daar mooier van wordt. Of de compositie wordt beter, maar dat
wilde ik niet tot onderwerp verheffen. Als ik een figuur schilder
dan gaat het over de ene mens die naar de ander kijkt. En de
ander die zich door de een laat bekijken. Ik heb daar werkelijk
iets over te zeggen, iets aan toe te voegen.
Als
tiener had ik een hele verzameling plaatjes van blote mensen.
Voornamelijk
vrouwen. In die
tijd kwam het niet vaak voor dat er blote
mannen in tijdschriften stonden. De enige blote man in mijn collectie
was Jezus aan het kruis. Samen in één doos met vrouwelijke
glamour-fotomodellen. Mijn moeder maakte zich daar zorgen over, het
was een obsessie. Die plaatjes waren voor mij niet erotisch, ik werd
er niet geil van. |
|
Het tekenen naar model ligt voor mij in het verlengde van kijken.
Ik zal er niet zo snel mee naar buiten treden. Het is een humuslaag
voor autonoom werk.
De huid van het model sluit mij buiten, schermt af. Tijdens het tekenen
ben ik voorzichtig op zoek naar wakken in die beschermlaag. Daar zou
ik dan het liefst mijn hand in willen steken. Sommige plekken van het
lichaam lijken er wel voor gemaakt om troost te bieden. De achterkant
van de nek bijvoorbeeld, lijkt ontworpen te zijn als een kom voor de
troostende hand. Of omgekeerd.
Het gaat mij bij het afbeelden van mensen niet om kracht of schoonheid
van het lichaam, maar juist om de kwetsbaarheid ervan: de wakken. Echt
mooie mensen vind ik ook niet interessant om te tekenen.
Als ik mensen teken is dat voor mij een manier om intiem met ze te
zijn. Ik kijk en hun lichaam wordt een tweede werkelijkheid naast de
mijne. Ik wil voelen hoe het is om die ander te zijn: hoe het is om
oud te zijn, hoe het is om een man te zijn, hoe het voelt om zwanger
te zijn.
Ik heb een paar jaar getekend in medische en natuurhistorische collecties.
Mensen die hun lichaam aan de wetenschap hebben gegeven, kunnen zich
niet verbergen. Ze kunnen niet op hun beslissing terugkomen, zelfs
niet een middagje vrij nemen of de handen voor het gezicht slaan
en zeggen: vandaag even niet.
Ze zijn kwetsbaar, het museum voelt dat ook zo. Zij gaan heel zorgvuldig
met die collectie om, ik werd daar niet zomaar toegelaten. Eerst werd
mijn werk bekeken want ook een tekening kan het effect van een foto
hebben. Er staan daar doodgeboren en soms mismaakte foetussen, die
zijn allemaal door de ouders afgestaan. In het belang van de wetenschap,
maar niet met minder verdriet en wanhoop. Zo’n zaal staat vól
met in de grond geslagen verwachting en hoop. Ik heb dat werk nooit
ergens laten zien, maar het is wel een belangrijke referentie voor
me geweest.
Wanneer je de hele dag tussen de misgeboorten zit besef je hoe vaak
het eigenlijk wél goed gaat en wat een wonder dat is. Ik kwam
langzamerhand steeds meer te weten over de ontwikkeling van het embryo.
Dat is onwaarschijnlijk complex. Er hoeft maar iéts fout te
gaan of een heel proces loopt uit de rails en er ontstaat een levensgroot
probleem.
Als ik een preparaat met hersenen van een volwassene teken, ben ik
me bewust van de gedachten en gevoelens die een leven lang door dat
hoofd zijn gegaan. Ik ervaar het als een voorrecht dat ik het huis
van de gedachten en herinneringen kan bekijken. Alsof ik deelgenoot
word van dat leven.
Het lichaam is de ruimte waar de gedachten en de gevoelens wonen. De
materie waarvan het lichaam gemaakt is heeft betekenis en dat geheim
kan ik met schilderen proberen te benaderen. Het gaat mij niet om een
wetenschappelijk manier van kijken. Ik ben meer geïnteresseerd
in de zeggingskracht van anatomie dan in anatomie op zich.
Ik heb er nooit moeite mee gehad de mens van boven af te tekenen, al
zie je dat in werkelijkheid bijna nooit. Als kind geloofde ik in
een heel simpele God die op ons neer kijkt. Ik heb mezelf altijd
voortdurend van boven bekeken gevoeld en mij dat ook letterlijk voorgesteld.
Dat beeld is heel vertrouwd.
Het idee dat God je altijd ziet en ook steeds al je gedachten kent
heeft iets primitiefs. De bedoeling is dat je je daardoor beter en
minder zondig gaat gedragen. Maar het omgekeerde kan ook: als er toch
een God is die alles ziet, kan ik het ook lekker spannend maken door
uitdagende dingen te denken en te doen. Stoute dingen: er is altijd
publiek.
Hier heb ik een groep mensen getekend van bovenaf. Je ziet hoeveel
mensen eigenlijk gemeen hebben. Het zijn allemaal individuen maar ze
hebben vergelijkbare gedachten en gevoelens.
Als ik me voorstel hoeveel mensen er op de wereld zijn overvalt mij
dat. De tekeningen die ik maak van groepen van bovenaf gaan daar over.
Het lijkt zo’n verspilling. Als al die mensen toch weer dood
gaan, waarom moeten er dan zo vreselijk veel zijn? Dat heeft iets weerzinwekkends.
Wij planten ons voort, maar op mijn slechte momenten kan ik dat alleen
nog maar zien als een steeds weer aangroeiende brij, een eindeloze
rivier kikkerdril. De enige zin die ik zie, is dat al die miljarden
mensen zelf wél denken dat het bestaan zin heeft. Dat mag een
illusie zijn, maar die illusie is wel echt en waardevol.
Samen met ons intellect is het vermogen tot troost datgene wat ons
menselijk maakt. De behoefte aan troost hebben alle mensen gemeen en
dat is een mooie kant aan de eenvormigheid.
Als ik een tekening maak van een mens, als ik inzoom, ben ik daarnaar
op zoek. Het verschil tussen de mens als groepsdier en waardevol individu
voel ik al op kleine schaal. Als ik niet kan inzoomen, de mens niet
meer als individu kan zien, wordt het leven meedogenloos. Ik denk ook
dat daar de bron ligt voor heel veel kwaad dat de mensen elkaar aan
doen. Op slechte dagen loop ik wel eens over de markt en dan zie ik
al die koppen...
Alles wat zich ergens heeft afgespeeld, tekent de omgeving. Dat geldt
ook voor het lichaam. Ik kan me voorstellen dat onze emoties fysieke
sporen nalaten. Je zou het kunnen vergelijken met het schuldig landschap
van Armando*. Als ik oorlogsmisdadigers voor het Joegoslavië tribunaal
zie staan of ik denk aan de Neurenberger processen, dan kan ik mij
niet voorstellen dat het lichaam van deze mensen hetzelfde blijft.
Ik verwacht dat er bulten te zien zijn of andere wanstaltige uitgroeisels.
Dat is natuurlijk wat simpel, het heeft vast met mijn katholieke
opvoeding te maken.
Ik denk
er vaak over na hoe het mogelijk is dat er mensen zijn die elkaar
systematisch en
massaal afslachten, zoals bijvoorbeeld in Auschwitz.
Ik denk dat die kampen gruwelijk slim ingericht waren. De gevangenen
werden kaal geschoren en door vreselijke vernederingen van hun identiteit
beroofd. Zo kon het gebeuren dat die bewakers dingen met hen deden
die ze bijvoorbeeld nooit met hun buurman zouden hebben gedaan. Ik
wil mijzelf steeds weer confronteren met die afstandelijke houding,
net zo lang totdat ik besef dat óók ik tot dergelijke
dingen in staat zou zijn. Ik wil dat niet ontkennen of er voor weglopen,
dat zou naïef zijn en dat is pas echt gevaarlijk. Ik probeer mij
daarin te trainen.
Gelukkig zie ik altijd weer de mogelijkheid om in te zoomen en de wakken
en troostplekken van het individu te zien. Daar gaat het mij om. Ik
heb een serie tekeningen gemaakt van op elkaar gestapelde lichamen.
Als je die lichamen ziet als cellen, als bakstenen, dan kun je er bij
wijze van spreken een muur mee bouwen. Ik heb van de zomer een dansvoorstelling
van Sacha Walz gezien waarin dat ook echt gebeurde. Dat was zo goed
gedaan, die massaliteit kreeg zijn eigen schoonheid. Juist doordat
de mogelijkheid tot inzoomen opengelaten werd. Zij had daar een heel
mooie vorm voor gevonden.
Mijn werk
heeft zeker ook een moralistische kant, al ben ik geen wereldverbeteraar.
Ik leef
niet in de illusie dat mensen door het zien van mijn werk minder
snel tot gruweldaden zullen komen. Ik hoop dat mijn reserve tegen een
anonieme massa én mijn liefde voor het kwetsbare individu zichtbaar
zijn.
Wie dat ziet, kan zich daardoor gesterkt en getroost voelen.
*Nederlands schrijver/beeldend kunstenaar
|