Begin
pagina
Curriculum
vitae
Contact
Interviews
en teksten
Bronnen
Email
Tekst
|
AMC
magazine december 2004
De anatomische les: Caren van Herwaarden
Al heel lang houdt Caren van Herwaarden (Tilburg, 1961)
zich bezig met het thema van de anatomische les. Aan het
begin van de jaren negentig, na voltooiing van haar studie
aan de AKI te Enschede en de Rijksacademie in Amsterdam,
maakte zij gedurende drie jaar tekeningen naar anatomische
preparaten van dieren en mensen in de medische en anatomische
collectie van de universiteit van Leiden. Zij kreeg niet
vanzelfsprekend toestemming om dit te doen. De toegang
tot de verzameling is beperkt, de beheerders zijn beducht
voor voyeurisme en sensatiezucht. Daarom kwam men, alvorens
Van Herwaarden toegang te verlenen, eerst een tentoonstelling
van haar werk bekijken.
De samenwerking is goed verlopen. Zozeer zelfs dat Van
Herwaarden in 1997 de opdracht kreeg om een muurschildering
te maken voor de snijzaal van het pathologisch embryologisch
laboratorium, hoog aan de kopse wand van de zaal waar studenten
bezig zijn met hun practicum. De schildering toont een
man, van achteren gezien, die naar de binnenkant van een
lichaam kijkt, een wonderlijk lichaam waarin ruggenwervel
en ribben een decoratief patroon vormen.
Van Herwaarden legt zich niet neer bij de gedachte dat
het menselijk lichaam niet meer is dan een zak met botten,
bloed en slijm. In de medische collecties bestudeert
zij het lichaam om er sporen van opgeslagen herinneringen
en
van een gedachteleven te vinden, ze probeert als het
ware door de huid heen te kijken. De muren van haar atelier
zijn bedekt met tekeningen en studies van mensen. De
kwetsbare
plekken van het lichaam, zoals hersenen, longen en bekken,
boeien haar het meest. Het naakte lichaam staat bij haar
niet symbool voor heroïek, zoals dat vaak in de
kunstgeschiedenis het geval is. Het naakt verwijst hier
juist naar het tegenovergestelde,
naar intimiteit, angst, verlangen. Het werken in de anatomische
collecties was eigenlijk een zoektocht naar de zetel
van de ziel.
De beroemde 17e eeuwse 'doodskunstenaar' en professor
in de anatomie Frederik Ruysch (1638-1731) was er bepaald
niet op uit om de ziel te lokaliseren. Integendeel: hij
was een wetenschapper die zijn onderzoek naar het menselijk
lichaam baseerde op de zintuiglijke waarneming. Ruysch
bestreed met zijn revolutionaire empirische methode de
medische inzichten van zijn tijd, die op de oude klassieken
waren gebaseerd in plaats van op de waarneming. Wel had
Ruysch er – iets minder wetenschappelijk - groot
plezier in om zijn preparaten te presenteren op ''kunstzinnige'',
spectaculaire, vaak bizarre manieren. Hij deinsde er
bijvoorbeeld niet voor terug om een foetus te plaatsen
in een 'rotslandschap'
van nierstenen, geflankeerd door een 'boom' van opgepompte
bloedvaten. Het lijkt er op dat Ruysch de dood een loer
wilde draaien, dat hij keer op keer wilde bewijzen dat
de dood hem geen angst aanjoeg.
'Doodskunstenaar' is daarom wel een goede benaming voor
Ruysch. Ondanks de fascinatie voor gedrochtelijke preparaten
die Ruysch en van Herwaarden met elkaar gemeenschappelijk
hebben, zou de benaming 'doodskunstenaar' voor van Herwaarden
daarentegen zeer ontoepasselijk zijn. Zij bestudeert,
ontleedt het lichaam om er een innerlijk leven te ontdekken.
De
ontleding gebeurt in dit geval op twee manieren: met
de ogen, en in het proces van het maken van een beeld.
De
aquarel waarnaar de piezografie is gemaakt bestaat
uit vijf naakte mannenfiguren, vanaf de dijen afgebeeld,
in vijf lagen over elkaar heen. De vijf lagen vertegenwoordigen
een chronologie, een afstand in tijd. De eerste laag
waterverf moet eerst een dag drogen voordat de volgende
erop kan worden aangebracht. De lagen vereisen een
snelle, trefzekere manier van werken. Want vertraging
veroorzaakt vlekken, de nieuwe laag vertroebelt de
onderste, vermengt zich ermee, werkt als een wassing
in plaats van als een aparte laag er bovenop. Het
doel is een complex, maar toch helder beeld. De lagen
moeten visueel afgepeld kunnen worden. Details als
oren en ruimte tussen de vingers zijn gecreëerd
door het wit van het papier open te laten.
|
|
De man buigt zich in extase achterover, de keel maximaal
gestrekt, om vervolgens voorover te buigen, de kin
op de borst. Handen en geslacht doen met deze beweging
mee, het
is een continue beweging, een soort perpetuum mobile.
Mensen zijn extreme schepselen, zegt van Herwaarden,
de afstand
tussen willen en kunnen is vaak groot.
De prent heeft een mengeling van erotiek en religiositeit
die in de geschiedenis van de westerse kunst een
lange traditie heeft. Het gezonken hoofd roept connotaties
op met het 'Het is volbracht'. In een boekje dat
eerder
dit
jaar een tentoonstelling van haar werk begeleidde,
getiteld Vlek wordt Mens, schreef van Herwaarden: "Ik zie mensen
in veelvoud, de bewegingen die ze maken vormen patronen.
[...] Ik vraag me bijvoorbeeld af wat voor beweging 'troost'
tot stand zou brengen [...] Behalve ons intellect vind
ik het vermogen om troost te bieden en te ervaren datgene
wat ons het meest menselijk maakt. Ons lichaam voorzien
van handen, nek, wangen en buik lijkt er speciaal voor
ontworpen te zijn.' In plaats van de klinische aanraking
van de anatomische les zien we hier een aanraking, in verf,
die tot leven wekt – vlek wordt mens. Van Herwaarden:
' Troost is de bevestiging dat we niet alleen zijn
in dit leven.'
Janneke Wesseling
|