Marianne van den Bergh volgde vanaf 1962 teken en schilderlessen op het atelier van de kunstenaar Theo Kroeze. Daarna genoot zij de vijfjarige opleiding aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Haar leermeesters waren onder anderen de kunstschilder Prof. Jhr. A. de Savornin-Lohman, de beeldhouwster Theresia van de Pant en de kunstschilder Prof. G.V.A. Röling.
Werk Vanaf 1974 woont en werkt van den Bergh in New York City.Daar begint ze zich te bekwamen in de pasteltechniek. "To the grandparents I never knew" behoort tot haar eerste serie van 28 pastels die van den Bergh maakte in de jaren 1981-1984 op haar atelier in New York City. De serie toont een Hollandse Joodse familie in huiselijke kring (1909-1939), maar bij nadere beschouwing wordt duidelijk, dat een onheilspellende sfeer hen omringt.
Onder de titel "Ritter von Hahn" volgde een tweede serie van 22 pastels.Deze reeks toont het levensverhaal van een politieke vluchtelinge. Drie generaties van een Tsjechische Joodse familie verplaatsten zich tussen 1885 en 1939 van de ene stad in Europa naar de andere. Uiteindelijk belandden zij in Wenen en bereikten via Sjanghai tenslotte New York City. Beide pastelseries zijn een mengsel van herinneringen, vertellingen en associaties gecombineerd met fotografisch gegevens. Van den Bergh hanteert hierbij een postimpressionistische stijl in een geheel eigen interpretatie van een tijd die ze zelf niet heeft meegemaakt. Sinds het jaar 2000 groeide de belangstelling bij van den Bergh tot het maken van marionetten. Studiereizen naar Praag inspireerden tot het oprichten van een intiem huistheatertje.
Illustreren van een Canadees kinderboek en het maken van installaties behoren tot de laatste toevoegingen aan de lijst van nieuwe disciplines.
TentoonstellingenHet Singer museum in Laren (1985),het Joods Historisch museum in Amsterdam(1987) het Canadian War museum in Ottawa(1988) en het museum Flehite in Amersfoort (1998) exposeerden de pastelserie "To the grandmother I never knew",